HUIZERHOOGT / Het uiterlijk van Paviljoen De Rotonde dat tot begin vorige eeuw nabij het Huizerhoogt op de grens van Blaricum en Huizen stond is zeker zo bijzonder als het verhaal van de ondergang van dit bijzondere restaurant. Dat einde werd ingeluid op 19 augustus 1900. Lees mee, met dank aan de Naarder amateur-historicus Frans de Gooijer.
Even vooraf: het Paviljoen De Rotonde, ofwel het Paviljoen of De Koepel is in 1836 als theehuis gebouwd in opdracht van Joan Huydecoper (van Groeneveld in Baarn) en H. A. Laan uit Zeist. Eigenlijk al vrij snel kwam het in Koninklijke handen: Anna Paulowna, de weduwe van Koning Willem II had haar oog er op laten vallen tijdens uitstapjes in het Gooi. Na haar verkreeg Koningin Sophie het in eigendom. Tot de vorstelijke bezoekers hoorde onder andere ook koningin Emma.
Verschillende generaties hebben er genoten van het uitzicht op de omringende akkers, op Huizen en de Zuiderzee met in de verte bij goed zicht zelfs Amsterdam en Harderwijk, onderwijl genietend van koffie, thee, fris of iets sterkers. Bovenop het vijf etages tellende gebouw stond je vijftig meter boven het N.A.P.
RampdagEn dan wordt het 1900, zondag 19 augustus, de rampdag. De krant doet gedetailleerd verslag...
De Koepel of het Paviljoen alhier werd bewoond door de heer Remmerde en echtgenote, beiden algemeen geacht en bekend als berekend voor hun dikwijls moeilijke taak. Zoals meermalen plaats heeft, landden Zondagavond omstreeks 7 uur twee Huizers bij de Koepel aan, terwijl 4 à 5 hunner vriendjes op enige afstand bij de tramlijn wachtten. Het klubje had zich te Blaricum reeds duchtig te goed gedaan , want wij genieten des Zondags de eer van een druk bezoek van Huizers. De herbergen zijn dan in Huizen gesloten en de lui zakken daarom naar hier af. Onze herbergiers toch maken daar goede zaken bij.
Maar minder aangenaam is het, dat zo nu en dan, wanneer enige der Huizer bezoekers onder invloed van sterke drank geraken, minder prettige toneeltjes voorvallen. Dat de bewoners van ons Paviljoen aan zulk volkje steeds de toegang weigerde, is verklaarbaar en zelfs prijzenswaardig. Vandaar dan ook , dat de twee binnentredenden reeds in de gang door de heer Remmerde verzocht werden heen te gaan, wijl hun geen drank verstrekt zou worden. Het antwoord, onder de nodige vloeken, getuigde niet van tevredenheid met de weigering.
Eén dood stervenEnige logés, die beneden zaten, hadden de vriendelijkheid nog de twee mannen sigaren aan te bieden, doch het antwoord was : ,,Neen we hebben jouw sigaren niet nodig.” Weldra was een ruit verbrijzeld en wilde men naar binnen. Nu grijpt de heer Remmerder, na nogmaals gewaarschuwd te hebben, een stuk hout en geeft de lastigste der beiden een slag op het hoofd, zodat hij neerviel. De getroffene staat op en gaat naar de steeds meer en meer genaderde kameraden, om, zoals hij zei, een mes te halen. Hij kwam terug, zijn rechterhand op de rug, naderde het gebouw opnieuw en dreigde onder de meest ergerlijke taal de heer Remmerde te vermoorden. Deze laatste heeft zich inmiddels van zijn geladen revolver voorzien en waarschuwde de aanvaller, doch deze riep uit: ,,Schiet dan, ik kan maar één dood sterven bij… ; ik zal je …” En Remmerde, die onder dat alles wanhopig moest zijn geworden, schiet, en trof de man, zijnde Dirk Bakker Kzn. Ongeveer in het oog. Deze deed een stap achteruit en stortte bloedend bij een der pilaren neer. Terstond schoten de ontstelde logés toe en hielden zich bezig met de verpleging van de zieltogende.
Terstond werd een Huizer geneesheer ontboden, die bij aankomst slechts de dood kon konstateren. De politie uit Blaricum was intussen gekomen, een wagen werd vandaar ontboden en onder geleide van de nachtwacht werd het lijk van Dirk Bakker naar huis gebracht.
MoordenaarInmiddels groeide de menigte aan; toegevloeide Huizers riepen de gemeenteveldwachter toe: ,,Waar is de moordenaar? Arresteer hem.” Doch deze bleef aan de deurpost staan en de twee belhamels die binnen wilden dringen, werden herhaaldelijk teruggehouden en in hun eigen belang gewaarschuwd. De kastelein heeft inmiddels de tijd gehad zijn revolver aan veldwachter Kuyer over te geven en ging op ieders raad over de hei naar Laren om zich bij de gemeenteveldwachter aan te melden, die hem in zijn woning logies verstrekte. Als dreigende onweerswolken groeide de menigte aan; de ontstelde logés en mevrouw Remmerde werden onder geleide van J. Kuyer Pzn. naar Laren geleid.
Inmiddels had veldwachter Kuyer de tegenwoordigheid van geest binnen een paar kamers te sluiten en de kelder, die een flinke voorraad wijn bevatte, te grendelen. De opgewonden Huizers kwamen te laat om in de wijnkelder te dringen; verdere pogingen van Kuyer om toegangen af te sluiten mislukten. De massa is reeds binnengedrongen en Kuyer werd van boven een stoel en tafel naar het hoofd geworpen. Van alle zijden is het ruwe volk binnengetreden en boven en in de keuken werd een toneel afgespeeld, zoals niemand het zich kon indenken. Een vijftien- à twintigtal der Huizer woestelingen waren boven; ontstaken eerst het licht, deden zich te goed aan de daar aanwezige dranken en begonnen daarna aan de totale vernieling; grote spiegels, stoelen, tafels, buffet, alles werd tot splinters en scherven verbrijzeld.
Veldwachter stond machteloosNiets was veilig: de flessen drank vlogen door de ruiten naar beneden. De piano bood te lang weerstand, daarom naar beneden ermee en ook hier werd niets gespaard. Men was als het ware door het dolle heen. Geen Blaricummers, gelijk men wilde suggereren, maar enkel Huizers; geen vijf à zeven, maar vijftien a twintig waren boven en een groter aantal waren beneden. Onze gemeenteveldwachter stond beneden machteloos; hij probeerde een Huizer die naar boven wilde tegen te houden; hij verzocht een paar omstanders hem te assisteren, doch op raad van de eveneens gearriveerde waarnemend burgemeester van Blaricum werd hier van afgezien.
Eerst toen een zestigtal militairen uit het nabijgelegen kamp Crailo telefonisch werd ontboden en in aantocht waren, ging de woeste menigte heen, zodat bij aankomst van de militairen het gebouw verlaten was. De gehele verdere nacht werd het Paviljoen bewaakt door de politie. Het lukte echter de gemeenteveldwachter om een der belhamels buiten slapende aan te treffen en na arrestatie werd hij onder de toren opgeborgen tot de volgende dag.
De tweede dader werd door de Huizer politie uit zijn bed gehaald. Beiden werden de volgende namiddag op transport naar Amsterdam gesteld. Zij waren echter zo opgeruimd, alsof zij ter bruiloft gingen. Hun namen waren Peter Baas Hz. En Klaas Baas Klz. De Officier van Justitie uit Amsterdam was reeds de volgende dag vroeg aanwezig en weldra stroomden van alle zijden nieuwsgierigen toe. De familie van de heer Remmerde besloot de nog overgebleven goederen op te laden en zo lag na een paar dagen ons paviljoen er stil en verlaten bij. Zich enige gedachten te vormen van het vernielingswerk was haast onmogelijk, als men slechts bedacht dat er niet minder dan 82 ruiten waren vernield.
Diep medelijdenWie voelde geen diep medelijden met de man, die uit zelfbehoud een schietwapen gebruikte en daarbij een persoon dodelijk trof? Wie gruwde niet bij de aangerichte verwoesting? Wie dacht niet aan de oppassende en ijverige kastelein die door een dergelijk wangedrag geruïneerd werd? Reeds thans werd de heer Remmerde van verschillende zijden de meest hartelijke wijzen van sympathie toegezonden met de wens, dat binnen enkele dagen hem de vrijheid zal worden geschonken.
Reeds Woensdag werden drie van de voornaamste getuigen in Amsterdam gehoord, als mede een zes- à zevental Huizers. Het stoffelijk overschot van de dodelijk getroffen Dirk Bakker werd donderdag begraven. De twee hoofddaders werden november 1900 veroordeeld tot drie gevangenisstraf. In hoger beroep deed het hof daar een jaar vanaf.
Met deze gebeurtenis verloor Paviljoen De Rotonde zijn glans. Het gebouw werd wel weer opgeknapt en de exploitatie werd overgenomen door de Blaricumse horeca-ondernemer Jaap Verver. Maar de loop was eruit en het gebouw werd definitief gesloten en is na de verkoop in 1911 met de grond gelijk gemaakt.
Bron: http://index-blaricum.blogspot.com / Kroniek van een Erfgooiersdorp Blaricum (1872 - 1904) door Henri Klein / overgenomen uit De Gooi- en Eemlander van 25 augustus 1900 en de digitale editie van Laarder Courant de Bel.De bovenste foto van de Rotonde is van de vermaarde Amsterdamse fotograaf Jacob Olie en onderdeel van de beeldbank van het stadsarchief van Amsterdam.